Terug naarde Dollardpolders 
Soms nemen de omstandigheden het heft in handen. Er gebeuren dingen die je niet wilt, maar ook niet kunt stoppen. "De geschiedenis neemt zijn beloop" heet het dan.
Dat is van toepassing op een stukje bos: 2,5 ha in de Carel Coenraadpolder tegen de Deltadijk. DUW-werkkamp, Duitse militaire versterking, gevangenis voor NSB-ers en woonoord voor Ambonezen die in het voormalige Nederlands-Indië met de Nederlanders hadden gevochten tegen de Indische vrijheidstrijders onder leiding van Soekarno.
Een verloren stukje bos, ver weg van het grote wereldgebeuren, nu een monument ter nagedachtenis aan een kort stukje wereldgeschiedenis.  
(DUW: "Dienst Uitvoering Werken", ofwel in de volksmond: "Door Uitbuiting Winst" of "Doot Uitputting Wanhoop") 
 
Ambonezenkamp

In 1951 komen 3423 Molukse KNIL-militairen naar Nederland. Met vrouw en kinderen bedroeg het aantal 12.067 personen.  Zij waren de Nederlandse regering in voormalig Nederlands-Indië trouw gebleven. Zij werden in Nedopgevangen in allerlei kampen. Vanaf 1953 werd ook het NSB-kamp in de C.C.polder daarvoor gebruikt.
In gesprek met Otniel Leirissa, Rudy Pattipeiluhu, Tommy Ferdinandus, Nina Ferdinandus-Jempormiasse en Frans Jempormiasse (vader van Nina) blijkt dat het merendeel van de ruim driehonderd mensen die in de C.C.polder werden gehuisvest, afkomstig was uit het kamp Schattenberg in Westerbork, het voormalige doorvoerkamp voor joden. Sommigen van hen hadden ook gezeten in Mantinge en de Weerribben. Frans Jempormiasse was met zijn vrouw en drie kinderen, waaronder Nina, eerst in Geleen en Groesbeek ondergebracht en kwam pas in 1957 naar de C.C.polder.
Op 1 september 1953 kwamen er 59 gezinnen en 18 alleenstaanden (in totaal 311 personen). De mensen kenden elkaar niet toen ze met bussen in het kamp arriveerden. Otniel Leirissa: 'We werden met broodjes en koffie ontvangen in de kantine door beheerder Lokken, die ons het nummer van de barak wees waar we met ons gezin terecht konden.'
In het kamp werd een barak omgebouwd tot kerk. Er was een eigen Nederlands-hervormde predikant.
In een andere barak was een ziekenzaaltje waar zuster Pattiasina de scepter zwaaide. Zij was vroedvrouw en heeft tientallen kinderen ter wereld geholpen, onder andere Rudy Pattipeiluhu. Frans Jempormiasse en zijn vrouw kregen er nog twee kinderen. Ook is er een aantal kinderen overleden. Tommy Ferdinandus: 'Ik herinner me nog een toch naar de dijk. Ik liep met een paar vriendjes voorop, achter ons viel een meisje in het water. De Nederlandse leerkracht Kommer sprong meteen in het water, maar kon het meisje niet redden.'
De kinderen werden evenals de ouderen begraven op het kerkhof van Finsterwolde.
Het schooltje bestond uit twee klaslokalen. Er was een kleuterklasje met juf Jannie. De laagste klasse van de lagere school kregen les van een Ambonese leerkracht en de derde en vierde klas van meester Kommer. De eerste herinneringen van Nina Ferdinandus over die tijd zijn niet positief. 'Op school moest je altijd melk drinken. Vies vond ik dat, ik nam dan ook altijd het kleinste kopje mee. Als je niet wilde luisteren moest je voor straf op één been in de hoek staan en dan pompen, daar werd je heel erg moe van. Het was wel lekker dat je Maleis kon praten. Nederlands leerde ik pas toen ik in Appingedam woonde. 'Tommy Ferdinandus vult aan: 'De vijfde en zesde klas volgden we in Winschoten. We werden met een schoolbus gehaald.' De kinderen uit het woonoord werden ook een week geplaatst bij een gezin in Finsterwolde om het Nederlandse gezinsleven te leren kennen. Nina: 'Ik heb daar voor het eerst stamppot gegeten, dat vond ik lekker, maar ik wilde het liefst zo snel mogelijk weer terug.'
Sommige mannen gingen werken, maar van hun loon moesten ze zestig procent afdragen voor het Commissariaat van Ambonezenzorg. Veel animo om te werken was er dus niet. In het kamp kregen volwassen fl 3,- per week en personen onder de 21 ontvingen fl 2,-. Eén keer per jaar werden kledingbonnen verstrekt.
De mensen in het woonoord waren allen lid van de politieke partij CRAMS. Rudy Pattipeiluhu: 'Dat bestuur regelde allerlei zaken met de beheerder, bijvoorbeeld als iemand wilde verhuizen.  
 
Leveranciers

De slager, bakker en groenteboer leverden bijna dagelijks hun goederen aan de centrale keuken. Groenteboer Jan Bennink deed zaken met beheerder Lokken. 'Aanvankelijk werd er in Finsterwolde vreemd tegen de Ambonezen aangekeken. Maar ze waren heel beleefd en wat dat betreft konden de mensen hier veel van hen leren. De jonge generatie sprak goed Nederlands, alleen de ouderen spraken Maleis. Ik ben ook uitgenodigd voor een bruiloft. Ze biljartten een enkele keer in het café en traden op met een dansgroep. Ze betaalden altijd hun boodschappen op tijd. Tien jaar nadat ze vertrokken waren, kwam een Ambonees in de winkel om nog een schuld af te lossen van tien gulden, dat deed hij ook bij bakker Boekje.'
Slager Roelof Folkertsma te Finsterwolde herinnert zich nog dat de Ambonezen kwamen. 'Ik stond in de voordeur van de slagerij met mijn vader. Ze kwamen met bussen en kleine vrachtwagens. Van kinds af aan werd mij bijgebracht dat het minderwaardig publiek was. Er werd altijd gesproken over: "Dat is maar een Ambonees". Gelukkig denk ik er nu heel anders over. Ik weet zeker dat ze in hun hart beter zijn dan de meeste Nederlanders. Want als er iemand in het gezin of de familie iets heeft, zorgt de hele familie ervoor. Mijn vader leverde altijd vlees en ik ging vaak mee. Als jongetje zag ik de mannen 's morgens bij het appèl met lange sabels lopen in militaire kledij. De centrale keuken werd bediend door de Ambonezen zelf. Ze kochten veel koeienpens en koeienlongen; die bereiden ze met bananen en dan deden ze er stokjes door. Per gezin kwamen ze met stapelpannetjes naar de centrale keuken. Het geld werd betaald door het Ministerie van Maatschappelijk Werk. Mijn vader moest ieder jaar opnieuw inschrijven om te kunnen leveren. De beheerders Lokken en Slijkhuis gaven daarover advies. Mijn vader zal best wel eens een rollade onder de tafel naar hen hebben doorgeschoven. Later werd de centrale keuken niet meer gebruikt en werd ook de inkoop niet meer centraal gedaan. De bewoners van het kamp kwamen toen ook wel in de winkel. Wij hebben er hele goeie klanten aan gehad.'  
 
Ontspanning

Er was een televisietoestel, eerst in de kantine, later bij een bewoner. Het gehele kamp zat dan aan de buis gekluisterd. In de recreatiezaal draaide soms een film en er werd veel aan sport gedaan: voetbal, volleybal en er werd een fietsrace voor jongeren georganiseerd. In de kantine kon men biljarten.
Otniel Leirissa speelde gitaar in een zeven man tellende Hawaiiband. Ze oefenden in het kamp en traden op bij feesten en partijen in de omgeving, maar ook wel in Zuidlaren en zelfs voor de radio. Er waren ook culturele avonden waar de vrouwen Indonesische dansen uitvoerden. En er was een vrouwen- en een mannenfluitorkest.
Als 18-jarige jongen had Otniel Leirissa verkering met de dochter van dominee Bakker uit Finsterwolde en later met een meisje uit Nieuweschans, die in het kamp mochten komen. In 1959 is hij echter op Molukse wijze met veel traditionele gebruiken getrouwd in de C.C.polder met een Moluks meisje uit Schattenberg. Tommy Ferdinandus en Nina Jempormiasse zijn ook getrouwd, maar veel later, in Appingedam. 'In de C.C.polder liep hij al achter me aan', zegt Nina lachend.  
 
Onbekommerde jeugd

Nina, Tommy en Rudy vinden dat ze een onbekommerde jeugd hebben gekend in de C.C.polder.
Rudy: 'Het eerste dat ik zag was het vlakke platte land van Noord-Groningen. Je mocht alles doen wat je wilde. Je ging wel eens naar de kermis in Finsterwolde of Winschoten, maar ik was altijd weer blij dat ik thuis was. We gingen ook kievietseieren zoeken.'
Je kon ook lekker vliegeren', vult Tommy aan. 'De oudere jongens hielden een vliegerwedstrijd met speciaal touw, dat behandeld was met vet en glassplinters. Het was dan de bedoeling dat je het touw van de tegenstander moest doorsnijden. De vlieger die neer stortte in de kwelder, was eigendom van de vinder.
Rudy: 'In het kamp kwam je bij iedereen thuis. Ik had twee paar ouders. Als ik met mijn eigen ouders ruzie had of iets niet lekker vond, ging ik naar een ander gezin en bleef daar een paar weken tot er daar weer iets gebeurde en dan ging ik weer terug.'

 
Drama
De ouderen voelden zich belogen en bedrogen door de Nederlandse regering, die hen van alles beloofd had. Dat was ook een reden waarom de Ambonezen weigerden om het kamp te verlaten.
Otniel Leirissa: 'We wilden niet weg uit de C C-polder omdat we niet geïntegreerd wilden worden met de Nederlanders, en verder wilden we bij elkaar blijven.' Dat is uiteindelijk niet gebeurd. De grootste groep is in 1960 naar Appingedam gegaan en is in eengezinswoningen en in flats ondergebracht, maar wel bij elkaar. De andere groep heeft zich echter zeer fel verzet tegen de verhuizing De stem van Ambon, het orgaan van de stichting 'Door de eeuwen trouw', van januari 1962 schrijft: 'Op 14 december waren er nog 101 zielen in dit "woonoord" ondergebracht. Op deze dag verscheen er des morgens een inspecteur van het Commissariaat van Ambonezenzorg uit Groningen op het gemeentehuis te Finsterwolde met de mededeling dat het kamp die dag zou worden ontruimd door overbrenging van de resterende gezinnen naar een woonwijk in Hoogezand. En hieruit ontwikkelde zich een compleet drama. Want de hele gemeenschap verzette zich tegen de overplaatsing. En de gemelde inspecteur moest onverrichter zake weer vertrekken. Maar terwijl tot dusver alles nog op basis van vrijwilligheid was geschied begon het Commissariaat van Ambonezenzorg nu uit een ander vaatje te tappen. Op 16 december werd de stroom afgesneden. En dientengevolge hield ook de watertoevoer op. ' Daarnaast werd de school gesloten, terwijl ook het vervoer van schoolkinderen naar Winschoten per bus werd gestaakt. De werkers voor de Ambonezen gemeenschap in het woonoord werden ontslagen. De bewoners hebben, volgens de Winschoter Courant van 16 december 1961, een bescheiden protestactie gevoerd voor het gemeentehuis. Daar stonden in de vrieskou de bewoners met een spandoek, waarbij burgemeester G. Loopstra gevraagd werd: 'O,
burgervader, red ons uit de nood, veroorzaakt door regeringsmaatregelen. Wij zitten zonder water en licht, onze kinderen zijn verstoken van onderwijs.'
Een en ander heeft ertoe geleid dat op 18 december de stroom weer werd ingeschakeld. Op 21 december is met veel wapengekletter het Ambonezen kamp ontruimd door dertig man politie. Uit het officiële politierapport over de ontruiming leest men dat men met militaire nauwkeurigheid deze operatie heeft uitgevoerd. Wapens mochten alleen in uiterste noodzaak gebruikt worden en alleen ter zelfverdediging. 'Om 8. 00 uur werd het woonoord binnengetrokken. Het personeel betrok onmiddellijk de posten en met het laden van de verhuiswagens werd direct begonnen. Reeds spoedig bleek, dat vrijwel de gehele bevolking zich in de kapel bevond, alwaar een dankdienst werd gehouden. Bij deze dankdienst waren enige verslaggevers aanwezig, o.a. een film-operateur van de N.T.S. en een verslaggever van de Vara-televisie. Enkele pogingen om de bevolking te bewegen het woonoord te verlaten, hadden geen succes. Besloten werd de ontruiming om 15.45 uur te doen plaatsvinden. Te dien einde werden drie bussen bij de kapel geplaatst. Tien politieambtenaren werden met volle bewapening in reserve gehouden. Tien man zonder klewang en karabijn werden bij de toegangsdeur opgesteld en tien man stelden zich achter de kapel op. De heer Dasberg (waarnemend inspecteur van het Commissariaat van Ambonezenzorg) deelde in de kapel mede dat het woonoord opgehouden had te bestaan, dat hun huisraad vrijwel geheel was ingeladen en dat zij thans het woonoord dienden te verlaten.'  
 
Dramatisch climax

Het Vrije Volk schrijft dat de bevolking bleef weigeren bij monde van kampoudste Aponno. 'De dramatische climax van dit alles vormde een laatste verzoek van mevrouw Talarima namens de vrouwen van het woonoord.- "Laat ons alstublieft hier blijven. Anders willen wij in een telegram de Koningin verzoeken ons allemaal hier in de kerk door een vuurpeloton te laten doodschieten." Intussen hadden de kampraadoudsten opgewonden overleg gepleegd. Zij vroegen de heer Dasberg om een schriftelijke verklaring, dat zij het woonoord gedwongen en onder protest hadden verlaten. Om tien over vier stapten de kampbewoners - velen met tranen in de ogen in de bussen. Even later was de tocht naar Foxhol begonnen.  
 
Terug naar de roots

Er zijn vijfhonderd Ambonezen teruggegaan naar Indonesië. Ze werden eerst gedwongen om geruime tijd in Jakarta te verblijven, waar het merendeel is blijven hangen; slechts een klein gedeelte is op zijn of haar geboortegrond teruggekomen. Op de vraag of de Ambonezen nu nog terug zouden willen, antwoordt Rudy Pattipeiluhu: 'We zijn allemaal terug geweest, maar we zouden er niet permanent willen wonen.'
Otniel Leirissa: 'We willen eerst onze onafhankelijkheid, en de corruptie is momenteel erg groot. 'Frans Jempormiasse zou wel terug willen, want ook hij heeft er veel familie en kennissen, maar alleen als ook zijn kinderen meegaan, maar die voelen er niets voor.
Ook zijn allen nog wel eens terug geweest op de plek van het kamp in de C.C.polder. 'Tenslotte liggen daar mijn roots', vertelt Rudy Pattipeiluhu.  
 
Ambonezenbosje nu

Na het vertrek van de Ambonezen is het kamp onmiddellijk afgebroken en op die plaats verrees een bosje, dat sinds 1992 eigendom is van Titia enWillem Schillhorn van Veen, bewoners van Drewsheerdt, een boerderij ten westen van het bosje. Bij het bosje hoort ook de vroegere munitieopslagplaats van de Duitsers, ook wel de bunker genoemd, die gebruikt is als gevangenis voor NSBers. Het huisje is verbouwd tot vakantieverblijf en heet nu Dollart Süd. Het wordt gehuurd door Duitsers en Belgen. Titia: 'Mijn vader is in 1941 eigenaar geworden van Drewsbeerdt. Ik herinner me nog goed dat de Ambonezen er zaten. Mijn zuster speelde wel met één van de meisjes. Ik herinner de Ambonezen als vrolijke en vriendelijke mensen.' Willem Schillhorn van Veen vertelt dat het populierenbosje aangelegd is na de afbraak van de barakken van de Ambonezen. De fundamenten van de barakken liggen er nog. De populieren zijn een paar jaar geleden gekapt en daarna zijn met een subsidieregeling nieuwe ingeplant. 'Toen we het kochten hadden we het plan het bosje te verwijderen om het bij het bouwland te betrekken, maar dat was niet toegestaan. Landschapsbeheer Groningen knapt het bosje binnenkort op en dan hebben wij de verplichting om het te onderhouden. In het bosje bevinden zich kraters van bomexplosies die daar plaatsvonden om munitie die in de buurt was gevonden te vernietigen. Het bosje is niet vrij toegankelijk.  
 
Flora en fauna

Naast z'n interessante geschiedenis is het bosje ook van grote betekenis voor flora en fauna. Er is echter sprake van achterstallig onderhoud. Om de ecologische waarden te behouden en te versterken is actief beheer noodzakelijk. Voor Willem en Titia Schillhorn van Veen vervult het bosje geen functie voor houtproductie. Daardoor kan de ecologische betekenis nadruk krijgen. De eigenaren verdienen een compliment met hun idee om door Landschapsbeheer Groningen het achterstallig onderhoud in kaart te laten brengen en een beheersplan uit te laten voeren. Volgens het beheersplan wordt de kern van het bosje gevormd door jonge aanplant van populier met een dichte opslag van es, vlier, roos, meidoorn, hazelaar en braam. Rondom de populieren staat een oude houtsingel (indertijd geplant om de barakken van het Ambonezenkamp enige beschutting te geven) met essen, esdoorns en uitgegroeide meidoorn en vlier. Aan de west- en zuidzijde bestaat het bosje uit een monotone essen aanplant. De bodem bestaat uit kalkrijke zware zeeklei. Landschapselementen als dit bosje hebben een belangrijke rol als leefgebied voor planten en dieren en het bosje maakt deel uit van het ecologisch netwerk in het agrarisch cultuurlandschap. De betekenis van dit 'eiland' in het open landschap voor de fauna is groot: er broeden zeker zestien verschillende vogelsoorten, waaronder fitis, tjiftjaf, geknaagde roodstaart, grasmus, spotvogel, merel en zanglijster. Beide laatstgenoemde soorten profiteren van de overvloedige aanwezigheid van huisjesslakken. Voordat een paar jaar geleden een groot deel van het bosje is gekapt, broedden er nóg meer interessante soorten, zoals buizerd, boomvalk en waarschijnlijk ook havik. Het bosje is ook van belang voor (langs de kust) doortrekkende zangvogels. Behalve vogels zijn ook ree, haas, muis, hermelijn, bunzing en vleermuis aanwezig. Voor insecten als een aantal vlindersoorten, vormt de bosrand met een gevarieerde begroeiing een geschikt biotoop. Door de plannen voor inrichting en beheer, die momenteel worden uitgevoerd, krijgt het bosje op termijn weer een gesloten rand en een goed ontwikkelde boom-, struik- en kruidlaag met een gevarieerde leeftijdsopbouw en structuur. Door tevens negatieve invloeden van rooien, vuilstort en gebruik van bestrijdingsmiddelen te voorkomen, kan het bosje als zeer belangrijk element in het omringende landschap worden behouden en kunnen de aanwezige ecologische waarden worden versterkt.
Zo zal het Ambonezenbosje met nieuw elan tot in lengte van jaren blijven bestaan, als markant monument voor een relatief onbekende periode in de Nederlandse geschiedenis.
(Bron: Groningerl Landschap) 
In dit verhaal zit een onvolledigheid. De Rijkswerkinrichting "Carel Coenraadpolder" , dat  gedurende de jaren 1949 - 1951 in dezelfde barakken was gevestigd, wordt niet genoemd.
 
 
Terug naarde Dollardpolders