Zonder berichtenverkeer zouden er geen brieven en geen postzegels zijn geweest. Voordat de eerste brief er was als instrument van informatieoverdracht via een berichtendient tot een regelmatige postzienst, zoals wij die nu kennen, ging er een heel lange tijd aan vooraf.
In de Oudheid
Reeds bij de Persen, Grieken en Romeinen bestond de behoefte om informatie over grote afstanden te overbruggen. Destijds werden hiervoor boden ingezet.
Op een graftekening uit de graftombe van Thebe, van ca. 1500 v. Chr. zien we een bode die een perkament overhandigt aan de Farao.
Keizer Augustus (72 v. Chr.) had voor het besturen van zijn immense Romeinse Rijk een netwerk opgezet voor berichten, belastingopbrengsten en rijksfunctionarissen op een efficiënte manier te vervoeren: "cursus publicus".
Reiswagen van ca. 250 n. Chr. die ook werd gebruikt bij de "cursus publicus". (Reliëfafgietsel van de Igeler Zuil bij Trier).
Voor het netwerk werden heerwegen aangelegd met op regelmatige afstanden halteplaatsen of een fort, waar van paarden kon worden gewisseld en de wagens/koetsen eventueel gerepareerd konden worden. De boden te paard waren meestal legionairs en de koetsen werden vooral door magistraten gebruikt. Het gebruik van de heerwegen was zonder schriftelijke toestemming van de Keizer niet toegestaan.
Romeinse reiswagen, ca 3e of 4e eeuw, naar een reliëf uit een Romeinse grafsteen in Maria Saal (Ös).
In eerste instantie was de koeriersdienst gebaseerd op het reeds door de Persen gebruikte estafette-systeem met wisselende koeriers. Hier werd echter van afgestapt omdat zo niet naar nadere informatie aan de koerier kon worden gevraagd.
Een paardenwisselstation wordt in het latijn "Mansio Posita" ofwel "Mutatio posita"genoemd. Uit deze woorden is het woord "Post" ontstaan.
Ook in de eeuwen bleef de overdracht van berichten vooral voorbehouden aan de koningen en keizers. Hierboven geeft een bode in de 13e eeuw een brief af aan het Spaanse Hof.
Middeleeuwen
Bode ter paard rond 1490
In de Middeleeuwen bloeide de wetenschap en de handel en ontstond er behoefte aan berichtenuitwisseling en overdracht van goederen. Hieruit zijn min of meer regelmatige en georganiseerdere bodediensten te voet en te paard ontstaan.
Omdat nog niet velen de schrijkunst meester waren hoeft het geen betoog te zeggen dat de verzenders van brieven vooral in de hogere kringen.
Zo zijn er speciale kloosterboden (ca. 900- ca. 1500 - zoals hierboven een kloosterbode uit Rusland in de 13e eeuw),
universiteits- en koopmansboden (vanaf ca. 1450) ontstaan, alsmede stadsboden (ca.1300- ca.1650
Bode rond 1500-1600
De geboorte van de Post onder Keizer Maximiliaan I van Oostenrijk
Maximiliaan I werd als enige overlevende zoon van keizer Frederik III aartshertog van Oostenrijk.Dit verklaart tevens het laatste deel van zijn naam: Keizer Maximiliaan I van Oostenrijk. Vanaf 1508 werd hij ook keizer van het Heilige Roomse Rijk.
De grootte van zijn Rijk, waaronder het Habsburger Rijk en door zijn huwelijk met Maria van Bourgondië (na haar overlijden in 1482 ) ook Bourgondië en de Nederlanden waren te rekenen, was zodanig, dat het voor een goed bestuur afhankelijk was van een regelmatige berichtenvoorziening.
In 1493 gaf hij opdracht aan de Familie Franz von Taxis om een goed functionerend netwerk voor de berichtenvoorziening op te bouwen. De Familie Taxis was afkomstig uit Cornello in Boven-Italië en had zich al jarenlang bewezen in gedegen koeriersdiensten.
De ritten werden volgens het estafette-systeem uitgevoerd. De eerst opgezette lijn betrof die van Innsbruck over Füssen, Ulm, Rheinhausen, de Hünsrück, de Eifel en de Ardennen naar Mechelen bij Brussel. In de zomer mocht de rit gemiddeld 5½ en 's winters 6½ dagen duren. Hiermee was een begin gemaakt met een postdienst zoals wij die heden ten dage kennen.
In 1516 werd de regelmaat van de uitgevoerde ritten zodanig dat men ook kon overgaan tot het vervoer van privé-brieven. In datzelfde jaar was er ook sprake van een eerste geregelde posdienst in de Zuidelijke-Nederlanden.
Na de dood van de Hoofdpostmeester Franz von Taxis in 1517 sloot Karel V (landheer van de Nederlandse gewesten) met Johan Baptist von Taxis, de neef van Franz, een contract als Postmeester van Bourgondië en de Nederlanden. In het Postverdrag van Karel V met Franz von Taxis van 12 november 1516 werd Johan Baptist reeds genoemd als assisitent van Franz en als Hoofdpostmeester en Hoofd post- en koeriersdiensten. Op de zegel hierboven zien we dat Johan Baptist zijn geloofsbrieven aanbiedt aan Karel V.
Postiljon (= bode) ter paard rond 1590
De post naam een grote sprong voorwaarts en er kwamen mede door politieke ontwikkelingen concurrenten op de markt waaraan ondertussen de Familie Thurn und Taxis veel ritten moest prijsgeven.
In 1634 werd de rit van Nederland, door de Elzas, Voor-Oostenrijk naar Tirol nog wel uitgevoerd door nu de Familie Thurn und Taxis. Zo ook de rit van Brussel naar Köln.
De Nederlandse situatie vanaf ca 1600
Hendrick Jacobsz. van der Heyden, postmeester in Zevenbergen, kreeg in 1649 het recht de Zuid-Hollandse brieven te vervoeren van Rotterdam naar Antwerpen. Dit ging in die periode nog in samenwerking met de Familie Thurn und Taxis. Hij was verder ook de initiatiefnemer tot het oprichten van officiële postritten in Nederland.
Op de belangrijkste routes werden de bodes te voet omstreeks 1700 vervangen door koeriers ter paard, de postiljons.
De postroutes werden meestal uitbesteed aan individuele stalhouders, die zich aannemer of posthouder noemden.
In het begin van de 18de-eeuw zien we steeds meer steden die het postvervoer naar zich toe trekken, alsmede de inkomsten die er uit voortkwamen. In 1747 droegen de steden van Holland en West-Friesland hun rechten op de postdiensten over aan de stadhouder, die vervolgens ze weer afstond aan de Staten van het gewest om die zodoende aan extra inkomsten te helpen.
In 1799 werden alle postdiensten van Nederland genationaliseerd. De particuliere postmeesters kwamen buiten spel te staan. In de Franse tijd werden de posterijen gereorganiseerd naar Frans model en kwam er eenheid in verschillende voorschriften en porti.
In 1831 viel de posterijene onder het ministerie van Financiën. De grootste verandering kwam in 1850 met de invoering van de Postwet, waarin in artikel 22 was opgenomen dat in elke gemeente in Nederland een gelegenheid tot het ontvangen en verzenden van post moest worden opengesteld. In 1870 waren er al 138 postkantoren in ons land.
Met ingang van 1915 werd de overheidsdienst een staatsbedrijf.
Postiljons
Een bode uit de 16de-eeuw werd ook wel postillioen genoemd, naar het franse postillon. In de 17de-eeuw veranderde dat woord in Nederland tot postiljon.
Een vrije vertaling zou kunnen zijn: een postbode of koerier die de post overbrengt. Hij doet dit lopende of per paard. later ook met de postwagen.
Postiljon met hoorn
De postiljons waren kleurrijke figuren en zij vielen op door hun posthoorn, waarop bij aankomst en vertrek werd geblazen, alsmede bij de stadspoorten en bij het doortrekken van de dorpen.
In de 15de - en 16de -eeuw waren de postiljons vaak ruige figuren te paard die de koeriersdiensten reden. door de aanbesteding van de ritten werden ze vaak onderbetaald, maar zij namen vaak "onder de klep"brieven mee voor anderen dan de opdrachtgever.
Postwagen en Postkoets
Postiljon op zijn postkar - 18de-eeuw
In het begin was het verboden met postwagens te rijden. Deze hielden de snelheid te veel uit de rit. Maar door de toename van de hoeveelheid post werd toch overgegeaan tot open postwagens/-karren. Echter doordat door de vonken van de pijp van de koetsier enkele malen de post in de open wagen in brand was geraakt, werd overgegaan tot gesloten wagens. Een bijkomend voordeel hiervan was ook dat er nu tegen betaling reizigers konden mee worden genomen. De postkoets was ontstaan. Hier zat de postilon zelf als koetsier (of naast de koetsier) op de bok. Hij was verder ook vaak de conducteur voor de passagiers.
Trekschuit met postkoets nabij Haarlem (Tekening van Anton Pieck)
(Trek)schuiten
De postkoets had in het begin van de 18de-eeuw een geduchte concurrent aan de trekschuit. Nederland was/is een waterrijk land met vele kanalen en trekvaarten en er bestond dan ook vooral in Holland een uitgebreid trekvaartnet.
Het trekvaartnet na 1665, zoals opgenomen in "Barges and Capitalism"
Uiteraard werd van dit netwerk ook gebruik gemaakt om de post te vervoeren. Hierbij werden de routes verpacht aan de laagbiedene, gelijk aan de postkoets ritten. Waar er geen trekvaart netwerk was bleef de postkoets het vervoermiddel voor de post. Waar zelfs de postkoets niet kon komen bleven de postiljons en eventueel de voetbodes hun werk doen.
Schuit en postkoets op een velletje 150 jaar postzegels
"De schuiten worden door één of meer paarden getrokken, die steeds op eenen kleinen draf loopen. De reizigers kunnen zich verzekerd houden met deze vaarttuigen altijd op een bepaald uur, ter bestemming, aan te zullen komen. Een trekschuit is verdeeld in twee deelen waarvan het eene deel de roef en het andere het ruim wordt genoemd. In de roef betaald men meerder voor de vracht dan in het ruim: en dit veroorzaakt somstijds dat meer gegoede lieden in de roef en minder gegoede lieden in het ruim plaats nemen. Bij elke togt, die men met de trekschuit doet, vraagt de schipper, of wel zijn knecht, buiten de vrachtpenningen, eenige duiten voor den jager, dat is voor de persoon die het paard of de paarden leidt. Een stuiver is eene groote gift bij deze gelegenheid.
Treinen
De eerste spoorlijn in Nederland is geopend in 1839 en liep van Haarlem naar Amsterdam. In de jaren hier na kwamen er al ras meerdere lijnen.
Paardentram
Waar (voor alsnog) geen spoorlijn kwam, werd rond 1900 een alternatief gevonden in de paardentram.
Autovervoer
Vanaf 1930 werd de paardentram langzamerhand verdrongen door busdiensten.
In gebieden waar de trein niet kwam werden er postauto's ingezet.
Op de zegel hierboven zien we postauto's uit het voormalige DDR.
Alternatief vervoer
Waar de postauto niet kan komen werd een alternatief gevonden in de bromfiets.