Het unieke polderlandschap van het Oldambt kent een rijke geschiedenis en laat zich lezen aan de hand van de verschillende kenmerken in het landschap. In vroegere tijden was het Oldambt geheel bedekt met veen, waarvan er nog enkele resten te zien zijn. De veenvorming gaat gedurende lange tijd ongestoord door totdat de ontginning van het veen begon. De ontwatering van deze veengebieden ging via veenriviertjes, zoals de Tjamme.

Deze afgravingen creëerden laaggelegen gebieden, die in de 14 de en 15 de eeuw zorgden voor inbraken van de Dollard. Door de hoger gelegen gebieden zoals het Schiereiland van Winschoten ontstonden twee baaien, het westelijke deel, het Oud Oldambt en het oostelijk deel, het Reiderland. 

In de 15e en begin 16e eeuw bereikte de Dollard zijn grootste omvang. Waarschijnlijk is niet een enkele stormvloed verantwoordelijk voor het ontstaan van de grote Dollard. Een groot aantal nederzettingen, zowel op wierden als in het veengebied, werden verlaten en verdwenen in de golven. Sommige dorpen worden verplaatst naar hoger gelegen gebieden. Hierdoor ontstonden aan de randen van het Schiereiland van Winschoten, de dorpen Beerta, Finsterwolde, Nieuweschans, Scheemda, Midwolda, Westerlee, Heiligerlee. 

Niet alleen de dorpen en wierden verdwenen, maar ook verschillende kloosters werden verzwolgen door de uitbraken van de Dollard. Tussen Oostwold en Finsterwolde stond het klooster Goldhoorn en bij Ganzedijk, het klooster Palmar. Deze kloosters speelden een belangrijke rol bij de oudste inpolderingen.

Na de vele uitbraken begon de mens aan het eind van de 16e eeuw het verloren land terug te winnen.  

Op de kaart is goed te zien dat door de inpolderingen vanaf ongeveer 1600 er ringen van dijken aangelegd werden om de nieuwe polders droog te malen en in cultuur te brengen. Vlak achter Finsterwolde richting het noorden kwam eerst de Oostwolderpolder, die in 1769 gereed kwam, daarna de Finsterwolderpolder (1819), de Reiderwolderpolders (1862 en 1874) en als laatste de Carel Coenraadpolder (1924)

Vanuit Finsterwolde zijn de oude ringdijken nu nog te zien in het landschap. De eerste verhoging ligt vlak ten noorden het dorp, als onderdeel van de vroegere dijk naar de Ganzedijk en als men de Kerkeweg  doorrijdt, voorbij de eerste insteekweg, is ook nog een lichte glooiing in het landschap te zien. De overgang naar de volgende polder, de Reiderwolderpolder, wordt gemarkeerd door een oude slaperdijk.

 

Vanuit de Reiderwolderpolder kun je via het “Gele Diekgat’ naar de Carel Coenraad polder. Hier passeer je een dijkcoupure. Dit is een doorgang in de dijk, waar in de snijvlakken van de dijk uitsparingen gemaakt zijn aan beide zijden. Tussen deze uitsparingen werden bij hoog water balken geplaatst met mest er tussen, om de achterliggende polders en dorpen tegen hoog water te beschermen.

De laatste zeedijk achter de Carel Coenraad polder is in het kader van de Delta werken tussen 1984 en 1990 op Delta hoogte gebracht. De dijkvakken tussen de Johannus Kerkhoven polder en Nieuwe Statenzijl waren een van de laatste verzwaring werken aan de zeedijken.  

Het unieke polderlandschap is een zeer vruchtbaar gebied waar de graan teelt van oudsher bedreven werd. Als rotatie in het bouwplan werden naast de granen als tarwe, haver en gerst, tussengewassen geteeld als karwijzaad, kanarie zaad, stekbieten zaad en koolzaad.  Gaande weg is het rotatie schema verlaten, vanwege de lage opbrengsten van deze tussengewassen en bleven vaak alleen de granen over met hier en daar koolzaad, luzerne en bieten. 

De ruilverkaveling tussen 1970 en 1984 heeft het verkavelingspatroon, volledig op z’n kop gezet. Waren vroeger de lange opstrekkende “heerden” kenmerkend voor de boerderijen in het Oldambt werden er met de ruilverkaveling vierkante grote percelen gevormd met insteekwegen en afwateringssloten. 

Deze lange percelen liepen vanaf het dorp richting de polders en hadden een breedte van 75-150 meter afhankelijk van de grootte van de boerderij met een lengte van wel 1000 meter. De oorsprong van deze verkaveling lag in het feit dat de boeren bij iedere inpoldering het “Recht van Opstrek” hadden. Op de gronden achter de nieuwe dijk hadden de grondeigenaren een claim en werden de percelen achter de dijk doorgetrokken met dezelfde breedte.  

Het Oldambtster polderlandschap is uniek en de moeite waard om te beschermen en te koesteren. De eindeloze horizon, de duisternis en de absolute stilte zijn onderdelen van onze omgeving waar we als Finnerwolmers trots op zijn. 

We hopen dat bovenstaande een beetje een inkijk geeft in de ontstaansgeschiedenis van het Oldambt.

(Auteur: Harm Evert Waalkens; eerder geplaatst in de periodiek “Proathörn” van Finsterwolde)